Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dans af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdansen

dans (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdansen
    • Ik dans af. 
  2. gebiedende wijs van afdansen
    • Dans af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdansen
    • Dans je af? 

Gangbaarheid