Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: dämpfen

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • damp·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Dampf
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dampfen
dampfte
[1]: (hat) gedampft
[2]: (ist) gedampft
volledig

Werkwoord

dampfen

  1. onovergankelijk dampen, stomen
    «Das Essen dampft
    Het eten dampt.
  2. onovergankelijk, (verkeer) stomen (voortbewegen door stoomkracht)
    «Das Schiff dampft aus dem Hafen.»
    Het schip stoomt de haven uit.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen