Nederlands

 
damkampioenschap
Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·kam·pi·oen·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damkampioenschap damkampioenschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het damkampioenschapo

  1. (sport) damwedstrijd waarbij de winnaar de titel van kampioen krijgt
     Als laatste was de openbare basisschool De Blokstoeke in Westerhaar aan de beurt voor het individueel damkampioenschap.[1]
     Een leuk idee: een nationaal damkampioenschap in de Dom. Maar dan liever niet in de Egmondkapel, een kille kerkzaal op tientallen meters hoogte zonder sanitaire voorzieningen in de nabijheid, klaagden de twaalf deelnemers in maart 1986.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Favoriete Sharon Lensen wint damstrijd” (01-02-2008), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Mark Traa
    “Domdingen” (30/03/2012), HP de Tijd