dakvlak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dak·vlak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dak en vlak [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakvlak | dakvlakken |
verkleinwoord | dakvlakje | dakvlakjes |
Zelfstandig naamwoord
het dakvlak o
- (bouwkunde) een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm
Gangbaarheid
- Het woord 'dakvlak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dakvlak" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be