Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daal·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdalen

daalde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afdalen
    • Ik daalde af. 
    • Jij daalde af. 
    • Hij, zij, het daalde af. 


Gangbaarheid