Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daad·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord daadloosheid daadloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de daadloosheidv

  1. het daadloos zijn
    • De daadloosheid van de depressieve patiënt was vreselijk om aan te zien. 
Synoniemen
  1. inertie, lethargie, willoosheid

Gangbaarheid