Schots-Gaelisch

Uitspraak
  • IPA: /'dʲɑnəv, 'dʲɑny/
Enkelvoud Meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief dèanamh  
genitief dèanaimh

Zelfstandig naamwoord

dèanamh m

  1. Naamwoord van handeling van dèan: het doen, maken, vervaardigen
    «Dè tha thu a’ dèanamh
    Wat ben je aan het doen?