• cur·si·veert
vervoeging van
cursiveren

cursiveert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cursiveren
    • Jij cursiveert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cursiveren
    • Hij cursiveert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van cursiveren
    • Cursiveert!