cursiveerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cursiveerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- cur·si·veer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cursiveren |
cursiveerde
- enkelvoud verleden tijd van cursiveren
- Ik cursiveerde.
- Jij cursiveerde.
- Hij, zij, het cursiveerde.
- Ik cursiveerde.