Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cryp·to·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cryptohandelaar cryptohandelaars
cryptohandelaren
verkleinwoord cryptohandelaartje cryptohandelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de cryptohandelaarm

  1. handelaar in cryptovaluta
    • Cryptohandelaar uit Hengelo verduistert miljoenen euro's van honderden mensen. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen