crossing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cros·sing
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels
- Naamwoord van handeling van crossen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crossing | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- het crossen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord crossing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
Werkwoord
crossing
- onvoltooid deelwoord van cross
Zelfstandig naamwoord
crossing
- gerundium van cross