Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cou·ver·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans

Werkwoord

couverteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
couverteren
couverteerde
gecouverteerd
zwak -d volledig
  1. het automatisch vullen, sluiten, en vouwen van enveloppen zodat ze gepost kunnen worden

Gangbaarheid