coupeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cou·peer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
couperen |
coupeerde
- enkelvoud verleden tijd van couperen
- Ik coupeerde.
- Jij coupeerde.
- Hij, zij, het coupeerde.
- Ik coupeerde.
vervoeging van |
---|
couperen |
coupeerde