coronaboete
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coronaboete (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·ro·na·boe·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronaboete | coronaboetes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een boete die iemand krijgt als die de regels overtreedt ten tijde van de coronacrisis
- De coronaboete moest direct betaald worden.