Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·vo·caat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord convocaat convocaten
verkleinwoord convocaatje convocaatjes

Zelfstandig naamwoord

het convocaato

  1. een oproep tot verschijning bij bijvoorbeeld een vergadering
    • Hij kreeg een convocaat thuisgestuurd. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be