Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·struc·tie·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord constructieleer constructieleren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de constructieleerm

  1. (wetenschap) (werktuigbouwkunde) (civiele techniek) (mechanica) leer van het bouwen van constructies, zoals bruggen, woningen en wolkenkrabbers
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie