conrector
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·rec·tor
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onderdirecteur’ voor het eerst aangetroffen in 1602 [1]
- afgeleid van rector met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conrector | conrectoren conrectors |
verkleinwoord | conrectortje | conrectortjes |
Zelfstandig naamwoord
de conrector m
- (onderwijs) (beroep) iemand die deel uitmaakt van de directie van een school voor middelbaar onderwijs
- De leerling die uit de klas was gestuurd moest zich melden bij de conrector.
Gangbaarheid
- Het woord conrector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conrector" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "conrector" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conrector op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be