concessiehouder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·ces·sie·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van concessie en houder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concessiehouder | concessiehouders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de concessiehouder m
- iemand (de houder) die een concessie verkregen heeft
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord concessiehouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.