complotteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·plot·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
complotteren |
complotteerde |
gecomplotteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
complotteren [2]
- inergatief samenspannen
- Er was een aantal keren tegen hem gecomplotteerd, maar hij wist in het zadel te blijven.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord complotteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.