Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pen·seer

Werkwoord

vervoeging van
compenseren

compenseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compenseren
    • Ik compenseer. 
  2. gebiedende wijs van compenseren
    • Compenseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compenseren
    • Compenseer je?