Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mo·daat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Frans commodat, ontleend aan Latijns commodatum ‘het geleende, leenovereenkomst’, onzijdig voltooid deelwoord van commodare ‘een dienst bewijzen, uitlenen’; zie verder commode.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord commodaat commodaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het commodaato

  1. (juridisch) bruikleen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen