Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·hor·te
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord cohorte cohorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cohortev / m

  1. oude Romeinse legereenheid van 600 man, verdeeld in een aantal centuries
  2. (statistiek) groep
Synoniemen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be