Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·deert

Werkwoord

vervoeging van
coderen

codeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coderen
    • Jij codeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coderen
    • Hij codeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van coderen
    • Codeert!