Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·a·gu·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
coaguleren

coaguleerden

  1. meervoud verleden tijd van coaguleren
    • Wij coaguleerden. 
    • Jullie coaguleerden. 
    • Zij coaguleerden.