Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coö·pe·rant, co·ope·rant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coöperant coöperanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de coöperantm

  1. iemand die coöpereert (meewerkt)

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be