clivia
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cli·via
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1884 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clivia | clivia's |
verkleinwoord | cliviaatje | cliviaatjes |
Zelfstandig naamwoord
- (plantkunde) Clivia_(Amaryllidaceae) geslacht van kruidachtige, overblijvende planten met donkergroene bladeren en oranje of oranjerode clusters van bloemen die op lelies lijken
Gangbaarheid
- Het woord clivia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "clivia" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "clivia" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ clivia op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be