Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cli·via
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1884 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord clivia clivia's
verkleinwoord cliviaatje cliviaatjes

Zelfstandig naamwoord

de cliviav / m [3]

  1. (plantkunde) Clivia_(Amaryllidaceae)   geslacht van kruidachtige, overblijvende planten met donkergroene bladeren en oranje of oranjerode clusters van bloemen die op lelies lijken

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen