Een Clitoris (schematisch)
Een clitoris
(zie betekeniszin)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cli·to·ris
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘kittelaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord clitoris clitores
clitorissen
verkleinwoord clitorisje clitorisjes

Zelfstandig naamwoord

de clitorisv

  1. (anatomie), (seksualiteit) gevoelig orgaan bovenaan de schaamspleet van de vrouw dat voor de seksuele opwinding zorgt
    • Mannen hebben een penis, vrouwen een…vagina? Nee! Een clitoris. De hele penis is te vergelijken met de hele clitoris. Maar weinigen weten dat de clitoris veel groter is dan het ‘topje van de ijsberg’ dat van de buitenkant te zien is.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
 
1  eileider  · 2  eileiderfranje  · 3  blaas  · 4 schaambeen  · 5  g-plek  · 6  urinebuis  · 7  clitoris  · 8  voorhof  · 9  binnenste schaamlippen  · 10  buitenste schaamlippen  · 11  eierstok  · 12  dikke darm  · 13  baarmoeder  · 14  schedegewelf  · 15  baarmoederhals  · 16  endeldarm  · 17  vagina  · 18  anus  · 19  klier van Bartholin 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen