claustrofobie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: claustrofobie (hulp, bestand)
- IPA: / ˌklɑustrofoˈbi / (4 lettergrepen)
- (Nederland) /klʌustrofoˈbiː/
- (Vlaanderen) /klʌstrofoˈbiː/
Woordafbreking
- claus·tro·fo·bie
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘engtevrees’ voor het eerst aangetroffen in 1911 [1]
- van het Latijnse claudere (sluiten) met het achtervoegsel -fobie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | claustrofobie | claustrofobieën |
verkleinwoord | claustrofobietje | claustrofobietjes |
Zelfstandig naamwoord
de claustrofobie v
- vrees voor afgesloten ruimten
- Liften zijn een te vermijden plek voor mensen die aan claustrofobie lijden.
Synoniemen
- (zelden) engtevrees
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. vrees voor afgesloten ruimten
Gangbaarheid
- Het woord claustrofobie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "claustrofobie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "claustrofobie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be