claqueur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cla·queur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse claquer met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | claqueur | claqueurs |
verkleinwoord | claqueurtje | claqueurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de claqueur m
- gehuurde toejuicher bij een voorstelling
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord claqueur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "claqueur" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
claqueur | claqueurs |
Zelfstandig naamwoord
claqueur
- iemand die is ingehuurd om te applaudisseren