city
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ci·ty
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, zie aldaar voor de verdere etymologie. In de betekenis van ‘stadscentrum (oorspronkelijk van Londen)’ voor het eerst aangetroffen in 1693 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | city | city's |
verkleinwoord | city'tje | city'tjes |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord city staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "city" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "city" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud |
---|---|
city | cities |
Zelfstandig naamwoord
city
- (aardrijkskunde) (meestal grote) stad (dat wil zeggen, groter dan een town); echter ook wel gebruikt voor minder grote steden
- binnenstad