Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·ty
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, zie aldaar voor de verdere etymologie. In de betekenis van ‘stadscentrum (oorspronkelijk van Londen)’ voor het eerst aangetroffen in 1693 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord city city's
verkleinwoord city'tje city'tjes

Zelfstandig naamwoord

de cityv / m

  1. stadscentrum
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
city cities

Zelfstandig naamwoord

city

  1. (aardrijkskunde) (meestal grote) stad (dat wil zeggen, groter dan een town); echter ook wel gebruikt voor minder grote steden
  2. binnenstad
Hyponiemen
Afgeleide begrippen