Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cis·ge·ne·se
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van genese met het voorvoegsel cis-, benaming voor het eerst gebruikt in 2000 door de Nederlandse biotechnoloog H.J. Schouten en filosoof H. Jochemsen  
enkelvoud meervoud
naamwoord cisgenese
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cisgenesev

  1. (biologie) overdracht door genetische modificatie van een eigenschap binnen een soort of binnen kruisbare soorten van de ene plant naar een andere plant
     Sommige technieken zijn zo verfijnd dat niet meer goed is te zeggen of het nou genetische modificatie is of niet. Neem 'cisgenese', waarbij men genen uit een wilde variant van een bepaald gewas overbrengt naar het kweekgewas. Dat kan met klassiek kruisen, maar met genetische technieken gaat het sneller, beter en accurater.[1]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Genade voor het gengewas” (8 maart 2014), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be