Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cha·pi·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderwerp van gesprek, punt’ voor het eerst aangetroffen in 1841 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chapiter chapiters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het chapitero [3]

  1. hoofdstuk van een boek
    • Anders dan haar vader wist Otten te herstellen van haar burn-out. In 1995 gaf ze haar door de aandoening van haar vader verpeste jeugd een glorieuze herkansing met haar romandebuut Blauw Metaal. Daarop volgden succesvolle literaire non-fictie boeken zoals De laatste dichters (2004) en romans als In wonderland (2010), waarin ze in bedekte vorm haar eigen angsten bezweert. Die bedekking is in Om adem te kunnen halen verdwenen, alles is direct aan de werkelijkheid ontleend. Het boek is dan ook onmogelijk als roman te bestempelen, alhoewel er fictieve elementen in zitten, waarbij de schrijfster in het hoofd van de vader kruipt. Dat zijn ook meteen de zwakste chapiters.[4] 
  2. onderwerp van een gesprek
    • Wie de Europese wijk in Brussel binnenrijdt, ziet geen crisis. Overal staan bouwkranen. Het hoofdkwartier van president Herman Van Rompuy van de Europese Unie, geraamd op 240 miljoen euro, staat in de steigers. Deze bouwwoede kan de fragiele fundamenten van de EU niet verbloemen. De begrotingscrisis is het volgende chapiter in de permanente geldruzie. De EU bespreekt een meerjarenbegroting voor de periode 2014 tot 2020, maar regeringsleiders blijven verdeeld. Tegelijk haalden enkele correspondenten in Brussel uit naar de bestedingscultuur van de Europese instellingen.[5]  
Vertalingen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen