Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ces·si·o·na·ris
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verkrijger’ voor het eerst aangetroffen in 1650.[1]
  • Leenwoord uit Frans cessionnaire, afleiding van cession, ontleend aan Latijn cessio.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cessionaris cessionarissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cessionarism

  1. (juridisch) iemand die een vorderingsrecht verkrijgt door een cessie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen