Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·seert

Werkwoord

vervoeging van
censeren

censeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van censeren
    • Jij censeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van censeren
    • Hij censeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van censeren
    • Censeert! 

Gangbaarheid