Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cel·lis·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van cellist met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord celliste cellistes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cellistev

  1. (muziek) (beroep) vrouwelijke vorm van cellist
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be