causeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cau·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
causeren |
causeerde
- enkelvoud verleden tijd van causeren
- Ik causeerde.
- Jij causeerde.
- Hij, zij, het causeerde.
- Ik causeerde.
vervoeging van |
---|
causeren |
causeerde