cascadeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cascadeur | cascadeurs |
verkleinwoord | cascadeurtje | cascadeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de cascadeur m
- (persoon) acrobaat die evenwichtskunsten verricht, die zonder uitzondering met valpartijen eindigen
Gangbaarheid
- Het woord 'cascadeur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
Woordafbreking
- cas·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse cascader (struikelen) met het achtervoegsel -eur. [1] [2]
Zelfstandig naamwoord
cascadeur m
- (verouderd) onhandige struikelaar, stoethaspel
- (beroep) acrobaat die op het toneel of in een circus komische, evenwichtskunsten verricht
- (sport) evenwichtskunstenaar
- (beroep) stuntman