Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·na·vals·piek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord carnavalspiek carnavalspieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de carnavalspiekv / m

  1. een verhoging van iets in de periode dat er carnaval gevierd wordt
    • De carnavalspiek van inbraken is weer voorbij.