Een carburator

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·bu·ra·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord carburator carburatoren, carburators
verkleinwoord carburatortje carburatortjes

Zelfstandig naamwoord

de carburatorm

  1. (motortechniek) onderdeel dat vloeibare brandstof (bv. benzine) in fijn verdeelde toestand vermengt met lucht
    • De carburator moet schoon en juist afgesteld zijn. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Meroniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen