Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·bid
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘chemische verbinding’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord carbid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het carbido

  1. (scheikunde) verkorting van calciumcarbid, CaC2
Schrijfwijzen
  • "karbied, carbied e.d." zijn geen toegelaten spelling meer
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen