Nederlands

 
cantille
Uitspraak
Woordafbreking
  • can·til·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cantille cantilles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het cantilleo

  1. spiraalvorming opgewonden goud- of zilverdraad
Vertalingen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen