Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cam·pag·ne·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord campagneleider campagneleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de campagneleiderm

  1. iemand die leiding geeft aan een campagneteam van een actiegroep of politieke partij
     Ook Melissa Frieser heeft, ondanks corruptieonderzoek, lovende woorden voor de politici. De Haagse ondernemer was campagneleider van De Mos bij de gemeenteraadsverkiezingen. "Wat ik van Richard en Rachid weet; dat ze altijd hun best hebben gedaan, alleen hard gewerkt. We hebben samen met foldertjes gelopen in de stromende regen, dat doe je niet voor je eigen gewin."[1]
     Campagneleider Kees Kodde van milieuorganisatie Greenpeace: "Terwijl dinsdag 10 december de Wet Verbod op Kolen zal worden bekrachtigd door de Eerste Kamer, investeren onze financiële instellingen nog steeds in nieuwe kolencentrales over de hele wereld. Ze doen alsof de klimaatcrisis niet bestaat." Hij roept de politiek op de financiële sector hierop aan te spreken.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Haagse stemmers vol ongeloof: 'Ik kan me niet voorstellen dat hij zo dom is'” (Woensdag 2 oktober 2019, 20:59), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Nog forse investeringen banken in steenkool, maar ze werken aan vermindering” (Zondag 8 december 2019, 13:47), NOS