Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·mou·fla·ge·net
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord camouflagenet camouflagenetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het camouflageneto

  1. net dat zorgt dat iets minder goed zichtbaar is (voor de vijand)
     Maar onlangs heeft het sukkelende Vijfde Kanaal zich aan de vergetelheid ontrukt met de lancering van een naaktkalender. Die toont zwart-witte naaktfoto's van vrouwelijke verslaggevers en presentatoren, zonder hun gezichten, zonder intiemere zones, er is geen tepel te zien. Maar iedere vrouw heeft wel een militair attribuut: een camouflagenet over de borsten, een geweer over het kruis, een paar billen op een .[2]
     Spoorbeheerder ProRail schrijft de spectaculaire daling toe aan een reeks maatregelen, waarvan een deel is genomen samen met de politie. Zo wordt koper steeds vaker vervangen door ander materiaal. Ook liggen medewerkers van de spoorbeheerder soms nachten onder een camouflagenet te loeren naar koperdieven.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wessel de Jong
    “Oekraïense tv-zender steunt leger met naaktkalender” (Vrijdag 30 december, 21:03), NOS
  3.   Weblink bron
    Jorn Kompeer
    “Minder koperdiefstal, mede dankzij camouflagenetten en speurneuzen ProRail” (Zaterdag 8 februari 2020, 06:55), NOS