Nederlands

 
1. Enkele calvilles in een mandje.
Uitspraak
Woordafbreking
  • cal·vil·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord calville calvilles
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de calvillem

  1. (fruit) appel uit rassen met een sappige, friszure smaak, een glanzende schil met een paar plooien in de lengte
    • Voor ƒ 2,50 het mud zijn calvilles verkocht geworden, appelen die anders 10 à 20 cents het stuk gelden. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

12 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen