Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
caerse
caía
caído
volledig

Werkwoord

caerse

Woordafbreking
  1. laten vallen
  2. afvallen, afzakken (van kleding)
  3. omvallen
  4. uitvallen, afvallen (van haar, bladeren)
  5. bedroefd worden