Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·bi·ne·maat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cabinemaat cabinemaats
cabinematen
verkleinwoord cabinemaatje cabinemaatjes

Zelfstandig naamwoord

de cabinemaatm

  1. iemand waarmee men een hut of cabine deelt tijdens een bootreis
     'Wie is dat?'
    'Dat is George. Mijn cabinemaatje.'
    'Cabinemaatje.Is dat een woord?'
    'Nu wel.'
    [1]
  2. koffer die men mee mag nemen als handbagage in een vliegtuig
     Abbey Handbagage Trolley - Cabinemaat: Wat deze koffers uniek maakt is dat ze binnen de maten vallen van handbagage en dus mee mogen in de cabine van het vliegtuig (check wel vooraf de eisen van de betreffende maatschappij, de standaarden kunnen nml afwijken).[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  2.   Weblink bron “Abbey Handbagage Trolley - Cabinemaat”