buxusfamilie
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- buxus·fa·mi·lie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buxus zn en familie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buxusfamilie | buxusfamilies |
verkleinwoord | buxusfamilietje | buxusfamilietjes |
Zelfstandig naamwoord
de buxusfamilie v
- (bloemplanten) een familie Buxaceae van tweezaadlobbige, groenblijvende struiken en kruidachtige planten. De familie komt voor van gematigde streken tot in de tropen. De familie telt 70 soorten in vier à vijf geslachten, waarvan in Nederland alleen de soort buxus (Buxus sempervirens ), oude naam "palmboompje", uit het geslacht Buxus als sierheester en soms verwilderd voorkomt. De andere geslachten zijn
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Gangbaarheid
- Het woord 'buxusfamilie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] buxusfamilie in het Nederlands Soortenregister N
- [1] buxusfamilie op Wikidata