Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buur·ge·meen·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurgemeente buurgemeenten
buurgemeentes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buurgemeentev

  1. een gemeente die grenst aan de eerdergenoemde gemeente
     De gemiddelde zoektijd voor een starter in de stad Utrecht was in 2018 bijvoorbeeld nog 5,3 jaar en in 2019 al 6 jaar. In buurgemeente Bunnik ging de zoektijd zelfs omhoog van 3,6 jaar naar 7,7 jaar.[1]
     Zo'n 14.000 arbeidsmigranten werken in de glastuinbouw in het Westland. Maar omdat projecten voor huisvesting telkens sneuvelen, zijn er in de gemeente nauwelijks woningen voor hen beschikbaar. Het leidt tot frustratie in buurgemeente Den Haag. Migranten kunnen geen onderdak vinden, waardoor sommigen zelfs verblijven in tenten in de bossen.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Starters op woningmarkt: 'Tegenwoordig hebben ze het echt moeilijk'” (28-09-2020), NOS
  2.   Weblink bron
    Gert Janssen
    “Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting” (08-10-2020), NOS