Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bus·ver·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord busvervoerder busvervoerders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de busvervoerderm

  1. bedrijf dat busvervoer exploiteert
     Busvervoerder Arriva ging vanmiddag in gesprek met de chauffeurs, maar dat heeft nog geen oplossing opgeleverd.[1]
     Het kabinet wil bedrijven alleen verplichten om hun zaak toegankelijk te maken als een klant erom vraagt. Dat zorgt er dan voor dat mensen met een beperking bijvoorbeeld hun supermarkt, maar ook de NS of busvervoerder kunnen vragen om aanpassingen, waar dan serieus naar gekeken moet worden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Geen bussen in Tilburg; chauffeurs staken na overvallen” (Zaterdag 23 april 2016, 09:00), NOS
  2.   Weblink bron “PvdA vindt gehandicaptenwet te vrijblijvend” (Woensdag 9 december 2015, 04:12), NOS