bundelt samen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bun·delt sa·men
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenbundelen |
bundelt (...) samen
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenbundelen
- Jij bundelt samen.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenbundelen
- Hij bundelt samen.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van samenbundelen
- Bundelt samen!
Gangbaarheid
- Het woord bundelt samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.